Schijnconstructie

Een autohandelaar meldde zich bij zijn bank en stortte 1300 bankbiljetten van 500 euro af ten gunste van zijn zakelijke rekening. Desgevraagd beweerde hij, dat de herkomst van dit ongebruikelijke stapeltje bankbiljetten een aanbetaling van onroerend goed door een koper uit Rusland betrof. De transactie was zo ongebruikelijk, dat de bank de storting aan FIU-Nederland meldde. Toen bleek dat er helemaal geen sprake was geweest van verkoop van het onroerend goed aan een Russische afnemer werd de transactie verdacht verklaard en stelde een opsporingsdienst nader onderzoek in.

Desgevraagd deelde de autohandelaar mee, dat de Russische aspirant koper een aanbetaling had gedaan, waarna hij niets meer van zich had laten horen. Volgens de autohandelaar viel daardoor de 650.000 euro aan hem ten deel. De autohandelaar kon geen identiteit van zijn Russische koper overleggen. Daarbij kwam dat de volgens de autohandelaar afgesproken condities van de overeenkomst erg ongebruikelijk waren, zakelijk gezien zelfs volslagen onaannemelijk. Het vermoeden rees dan ook, dat de autohandelaar de hele afgeketste verkoop gefingeerd had, om op die manier zijn eigen voor de belastingdienst verzwegen of crimineel verdiende geld wit te wassen.

Tijdens het onderzoek kwamen overigens meer dubieuze zaken naar voren. Daardoor konden nog enkele verdachte transacties aan de autohandelaar toegeschreven worden.

Uiteindelijk werd gekozen de zaak fiscaal af te doen.  De belastinginspecteur besloot de 650.000 euro als inkomen te belasten en de handelaar daarnaast een fiscale boete op te leggen.

Het werd een langdurig juridisch gevecht, maar uiteindelijk sprak het gerechtshof over een schijnconstructie en werd de belastinginspecteur volledig in het gelijk gesteld. De verdachte autohandelaar raakte hierdoor een groot deel van de 650.000 euro kwijt.