Bureau Interpol Nederland verstrekte aan FIU-Nederland een bericht van een Amerikaanse opsporingsdienst. Deze dienst had twee postpakketjes met contant geld op de luchthaven van Indianapolis onderschept. Zo'n kleine 40.000 dollar aan bankbiljetten was verpakt in speciaal materiaal om ontdekking bij een eventuele röntgenscan te voorkomen. Niet afdoende dus, want de opsporingsdienst haalde de postpakketjes er feilloos uit.
De geadresseerde van de pakketjes was een in Nederland woonachtige man. Naar aanleiding van de melding van de Amerikaanse opsporingsdienst voerde FIU-Nederland een analyse uit op haar data, wat uiteindelijk tot het zichtbaar maken van een netwerk van 90 transacties leidde.
De geadresseerde maakte deel uit van een groep van verzenders van money transfers. Bij het overgrote deel van de money transfers betrof het bedragen onder de wettelijke meldgrens. Vrijwel alle money transfers waren naar een Latijns-Amerikaans land en meer specifiek Suriname verzonden.
Uit nadere analyse van het databestand kwam naar voren dat eenzelfde transactiebeeld op een broer van de geadresseerde terug te brengen was. Deze man had betrokkenheid bij nog eens 120 money transfers.
De verpakking van het onderschepte geld in Amerika, de gespreide money transfers en het feit dat beide broers criminele antecedenten hadden, waaronder de handel in verdovende middelen, was ruim voldoende om de transactie informatie verdacht te verklaren en ter beschikking van de Nederlandse en Amerikaanse opsporingsautoriteiten te stellen.
De transactie informatie was van een dergelijk karakter, dat er geen economisch verklaarbare reden te vinden was en er bovendien een sterke indicatie van onderliggende contrabande praktijken bestond.