In 2006 kwam rekeninghouder A. voor het eerst in het vizier van een meldende bankinstelling. A. kwam bij de bank en deed zich voor als eigenaar van verschillende vennootschappen. De bank verifieerde de beweringen van A en stelde vast dat dit niet spoorde met informatie uit het handelsregister.
Daarnaast bleek A. gemachtigde te zijn van zakelijke rekeningen van een niet door hem genoemde onderneming. De geregistreerde eigenaar van deze onderneming was juist in dat jaar veroordeeld voor grootschalige hennepteelt, zo achterhaalde de bank uit persberichten. Met grote regelmaat werden er contante bedragen op deze rekeningen afgestort. Deze transacties werden door de bank als ongebruikelijke transacties gemeld bij de FIU-Nederland.
In 2009 kwam rekeninghouder A. weer in het vizier bij FIU-Nederland naar aanleiding van een melding door een notaris. Bij notaris B. passeerde namelijk een akte waarbij A. 13.614 aandelen van zijn vennootschap, met een nominale waarde van 10 euro per aandeel, voor een totaal bedrag van 1 euro verkocht.
Bovenstaande informatie was voldoende aanleiding voor de FIU-Nederland om alle gemelde transacties verdacht te verklaren en aan een opsporingsteam over te dragen. Omdat er al de nodige bedenkingen rond de bedrijfsactiviteiten van A. al bestonden, werd een opsporingsonderzoek naar fraude ingezet.
Al snel bleek, dat op dezelfde dag als de aandelenoverdracht bij dezelfde notaris nog enkele van soortgelijke aandelentransacties hadden plaatsgevonden. Deze transacties waren echter door de notaris niet als ongebruikelijk gemeld.
Na een stevig financieel onderzoek werd A. als verdachte van fraude met geïmporteerde goederen aangehouden en verhoord. De zaak werd ter zitting gebracht en A. kreeg een gevangenisstraf, later in hoger beroep bevestigd, van 30 maanden.
A. had niet alleen voor 5,6 miljoen euro aan omzetbelasting niet afgedragen en de nodige documenten vervalst. Hij had ook, door zichzelf en zijn echtgenote een buitenproportioneel salaris toe te kennen, 1,4 miljoen euro aan vennootschapsvermogen onttrokken.
Het gerechtshof rekende A. ernstig aan, dat hij door het niet afdragen van omzetbelasting concurrentievervalsing ten opzichte van eerlijke branchegenoten had gepleegd.
Ook telde in de strafmaat mee, dat A. zijn bedrijven met grote schulden had overgedaan aan onvoldoende onderlegde personeelsleden. Hierdoor zaten de personeelsleden, tot op de dag van de uitspraak, opgescheept met voor hen onoverzienbare schulden.
Door het onderzoek naar de handel en wandel van A. kwamen ook de werkzaamheden van notaris B. aan het licht. Bij hem bleken, zoals gesteld, alle 1 euro aandelenoverdrachten te zijn gepasseerd. De omstandigheden rond de overdrachten van aandelen waren zodanig, dat de notaris zich had moeten realiseren, dat hij deze zaken als ongebruikelijke transacties bij FIU-Nederland had moeten melden.
Dat had hij niet gedaan met als resultaat dat, na overleg met de verantwoordelijke Landelijk Officier van Justitie, in 2012 proces-verbaal voor het niet volledig en tijdig melden van ongebruikelijke transacties in het kader van de WWFT tegen hem werd opgemaakt.